De verschillen tussen individuele leerlingen zijn in de meeste klassen groot. Dit betekent dat sommige leerlingen nauwelijks (taal)ondersteuning nodig zullen hebben bij de verwerking van allerlei schoolboekteksten maar andere leerlingen juist heel veel. Differentiatie is dus noodzakelijk. Dat kan enerzijds door verwerking op verschillende niveaus. De zwakke leerlingen krijgen meer herhaling en oefenen het geleerde in een beperkte hoeveelheid verschillende contexten. De betere leerlingen krijgen verdiepingsstof en complexe toepassingsopdrachten. Sommige methoden voor begrijpend lezen bieden teksten op verschillende niveaus, waarmee gedifferentieerd lezen in de klas mogelijk is.
Tevens kan worden gedifferentieerd naar het niveau van de instructie en ondersteuning door de docent. In klassikale leeslessen kunnen in de regel de betere leerlingen na een klassikale introductie van de tekst direct aan de slag, bij voorkeur in groepjes, met het lezen van de tekst en het maken van de eventuele opdrachten daarbij. Met de zwakkere leerlingen leest de docent nog een stuk van de tekst en modelt daarbij de toepassing van één of meerdere leesstrategieën. Daarna gaan ook deze leerlingen in groepjes aan de slag met de tekst. De leerlingen met een zeer lage score kunnen nog verder worden begeleid bij het lezen en de verwerking in groepjes. In het kader van schooltaalbeleid is het goed om met docenten van verschillende vakken ideeën uit te wisselen over differentiatiemogelijkheden in het algemeen en rondom het lezen en verwerken van teksten in het bijzonder.