Volgens de huidige inzichten is begrijpend lezen een complex cognitief proces, waarbij een lezer continu schakelt tussen informatie in de tekst en zijn of haar eigen kennis. Over de precieze manier waarop dat gebeurt, en over de beste manier om van leerlingen goede lezers te maken, is echter nog veel onduidelijk. Onderstaande feiten worden door zoveel gedegen onderzoek ondersteund dat we ze als een goede basis kunnen beschouwen.

Technisch lezen, woordenschat en wereldkennis
Om teksten goed te kunnen begrijpen is het nodig dat leerlingen goed en vlot technisch kunnen lezen en over een goede woordenschat en kennis van de wereld beschikken. Als leerlingen onvoldoende vlot kunnen lezen komen zij niet toe aan het begrip van een tekst. Ook als zij teveel woorden niet kennen is het onmogelijk om een tekst te doorgronden. Vernooy (2007) haalt Amerikaans onderzoek aan waaruit de samenhang tussen begrijpend lezen en woordenschat blijkt. Aan het eind van groep 3 is er al een correlatie van .45 tussen beide. Aan het eind van groep 7 is die zelfs .62. Succesvol begrijpend leesonderwijs is dus ingebed in een taalbeleid op school waarin ook veel aandacht is voor technisch lezen en woordenschatontwikkeling.

Strategieën
Er is veel onderzoek dat aantoont dat goede lezers leesstrategieën gebruiken om tot tekstbegrip te komen. Moderne methoden voor begrijpend lezen hebben veel aandacht voor het onderwijzen van leesstrategieën. Er is een groot aantal strategieën onderzocht. Het Kenniscentrum gaat er op grond van onderzoek van uit dat de belangrijkste strategieën zijn:

1. Voorspellen
Voorspellen is een strategie die op verschillende momenten voor, tijdens en na het lezen van een tekst wordt uitgevoerd. Voorafgaand aan het lezen oriënteren de leerlingen zich op de tekst. Aan de hand van de uiterlijke kenmerken van een tekst vormen de leerlingen zich een beeld van het onderwerp en kunnen zij nagaan wat ze hierover al weten. Het voorspellen kan ook betrekking hebben op een alinea of het verloop van een tekst. Na het lezen van (een deel van) de tekst controleren de leerlingen hun voorspelling(en).

2. Ophelderen van onduidelijkheden
Tijdens het lezen van een tekst komen de leerlingen vaak onduidelijkheden tegen: woorden die zij niet kennen, zinnen of alinea’s die zij niet begrijpen, enzovoorts. De strategie ophelderen van onduidelijkheden geeft de leerlingen handvatten om tot begrip van de tekst te komen.

3. Samenvatten
De leerlingen leren hoe ze een alinea, een stukje van de tekst of een hele tekst samen moeten vatten. Ze stellen zichzelf vragen en halen de belangrijkste informatie uit de tekst. Op die manier wordt steeds opnieuw nagegaan of (een stukje van) de tekst begrepen is. Waar mogelijk maken de leerlingen gebruik van het sleutelschema dat zij in elke les maken.

4. Vragen stellen
Tijdens het lezen van een tekst is het belangrijk dat de leerling zich bewust is van wat hij leest en of hij alles begrijpt. Het stellen van vragen speelt hierin een belangrijke rol. Door zichzelf vragen te stellen en goede vragen bij stukjes tekst te formuleren, kan de leerling de belangrijkste informatie uit een tekst samenvatten en controleren of hij alles begrepen heeft.

5. Relaties en verwijswoorden
Om tot goed begrip van een tekst te komen, is het belangrijk dat de leerling inzicht heeft in de structuur van een tekst en de relaties tussen woorden, zinnen en alinea’s. De strategie relaties en verwijswoorden helpt de leerling hierbij.

Verder lezen:
Bonset, H., & Hoogeveen, M. (2009). Lezen in het basisonderwijs. Een inventarisatie van empirisch onderzoek naar begrijpend lezen, leesbevordering en fictie. Enschede: SLO.

Vernooy, K. (2007). Effectief leesonderwijs nader bekeken. Utrecht: PO Raad Projectbureau Kwaliteit.

x